Ik ben een veel grotere binnenvetter dan dat mensen denken.
Doordat ik met veel openheid, emotie en flair mijn verhalen vertel (èn stukjes schrijf), lijkt het net alsof ik een open boek ben, een en al in touch with my feelings.
Maar ik ben helemaal niet zo in touch met mijn feelings. Als ik geen zin heb in mijn feelings, als ik niet in touch wil zijn met mijn feelings, dan kan ik héél erg lang mijn feelings niet touchen.
Ik huil dus ook zelden. Ik raak geëmotioneerd van andermans verhalen en ik krijg tranen in mijn ogen van lieve of zielige dierenfilmpjes, maar ik huil weinig écht door eigen pijn. Als andere mensen verdriet hebben, ga ik vooral lopen zorgen. Dan moet ik daarna even alleen ergens huilen om hun verdriet en een beetje om het mijne, en daarna gaat het wel weer.
Ik huil vrijwel alleen bij Ann. Ann is mijn reiki- en energie-persoon, bij wie ik een keer per jaar mijn ‘energie APK’ laat doen. Dan ga ik een paar uur naar haar toe, waarbij we eerst thee drinken en kletsen, en daarna krijg ik een massage en een healing. En het komt regelmatig voor dat Ann tegen mij zegt: Lian, aard nou eens. Lian, laat je verdriet er nou eens uit.
Bijna in elke APK doet ze aan het einde iets (geen idee wat) bij mijn voeten. Dan voel ik dat er iets van binnen gebeurt, waardoor ik ineens volledig ‘naar beneden’ wordt getrokken. Met beiden benen op de grond. Met alles wat daar is.
De laatste keer dat ik bij haar was, in augustus, werd ik niet alleen verdrietig maar ook rustiger. Kwam er ook een heldere gedachte in me op. Waar de fuck ben je nou toch zo tegen aan het vechten? dacht ik. Voelde ik. Je bent aan het worstelen, maar je weet zelf niet eens waarmee. Of waarom.
Ik weet het nog steeds niet.
Wat ik wel weet van mezelf is dat als ik het meeste weerstand voel tegen vertragen, tegen voelen, tegen stilzitten en m’n handen op mijn hart leggen? Als ik het allerliefste alleen maar wil blijven rennen terwijl ik zelf ook niet weet waarom? Dat ik het dan juist het meeste nodig heb wat ik zo vermijd: Die stilte. Die vertraging. Echt bij mezelf zijn. Blijkbaar heeft er dan iets aandacht nodig — en heb ik daar he-le-maal (nog) geen zin in.
Want het lukt me nog niet. Ik geef mezelf al maanden geen reiki meer voordat ik ga slapen; ik kies er in plaats daarvan voor om me te verliezen in de honderdste Young Adult die ik van Amazon heb geplukt.
Ik doe bijna geen yoga meer, laat staan meditatie. Ik ram mezelf alleen maar door F45-lessen heen. Ik spring daarna onder de douche om mijn werkmail te checken.
Ik schrijf nauwelijks, tenzij ik een duidelijk doel voor ogen heb. Ik maak de e-boekjes voor het goede doel waar ik me voor de laatste maanden van het jaar heb toegelegd terwijl de “echte” boekideeen nog een beetje moeten uitkristalliseren.
Maar vanavond, toen ik ineens een paar zinnen typte van een ander stukje, moest ik ineens heel hard huilen. Niet om iets anders, niet om iemand anders, maar gewoon. Omdat IK verdriet voel. Omdat ik verdriet heb.
Toen ik eenmaal even een tijdje heel hard had gehuild, voelde ik me beter. Alsof er iets uit was dat er uit moest, alsof ik iets zwaars kwijt was. Wat gek, dacht ik. Ik had helemaal niet het idee dat ik iets aan het meetorsen was.
Maar misschien was ik dat wel aan het doen. Misschien ben ik dat wel aan het doen.
Ik zal niet morgenochtend stante pede invoelend op een meditatiekussen zitten, met mijn handen op mijn hart, helemaal klaar om eens lekker heel de dag in touch te zijn met al mijn feelings. Sorry, ik moet (wil) gewoon werken, een pitch afmaken en verder lezen in dat Young Adult boek.
Maar hey, één van die feelings is toch hartstikke getouched vanavond.
Het begin is er.