Oktober 2020
“Volgens mij moeten we zo lopen,” wijst Vin.
“Hoe weet je dat nou, jij bent hier ook nog nooit geweest,” zeg ik geërgerd. “Volgens mij niet, hoor. ” Ik draai me om en loop eigenwijs de andere kant op. We zijn te laat doordat we de auto op een onhandige plek hebben gezet en daardoor ben ik uit mijn humeur. En misschien moet ik ook nog een beetje wennen aan…dit hele ding.
Vandaag zijn de eerste bezichtigingen die Vin heeft geregeld op plekken die ik al jaren gekscherend De Burbs noem: het gebied tussen Den Haag en Rotterdam met daarin onder andere Pijnacker, Bergschenhoek en…Berkel en Rodenrijs.
We hebben lafjes naar huizen gezocht in Den Haag, maar dat werd niks. Ik weigerde dieper de stad in te gaan dus ik wil alleen in Bezuidenhout of Voorburg wonen, waar vrijwel geen huizen te koop komen te staan. Ik vind oude huizen prachtig maar niet alleen zijn die erg duur, Vin is -helemaal terecht- elke keer mijn voice of reason: we gaan niet in een huis met energielabel Z wonen waarbij we om de maand een gemeente-aanvraag moeten doen om iets ouds te restaureren wat dan ook weer heel veel geld en moeite kost.
Bovendien willen deze twee walgelijke yuppen allebei weer een werkkamer, zeker nu thuiswerken een onomstotelijk onderdeel is van ons leven voor de aankomende tijd. En we willen geen bovenwoning: we willen dat onze ouders geen trappen op hoeven bij ons thuis als dat niet meer gaat.
Nou. Zie dat maar eens te vinden in Bezuidenhout.
En los van onze eigen eisen, ook al is het op dit moment nog niet zo erg in Den Haag als in Rotterdam, Utrecht of Amsterdam, er is ook hier al sprake van torenhoge bedragen en de tientallen mensen die daarop nog eens overbieden.
Wijzelf zitten er zeker niet hard genoeg bovenop in deze markt. Zo erg hoeven we nou ook weer niet te verhuizen op dit moment. Af en toe spot ik een huis, bel ik, gaan we kijken, en doen we het niet. Want te klein. Te duur. Al weg. We hebben geen aankoopmakelaar, geen Funda rondje elke ochtend om acht uur, geen plan. We doen maar wat.
Maar dan doet Vin op een avond een bekentenis.
‘Lian, ik zit best wel vaak op Funda ook te kijken buiten Den Haag. Nootdorp, Pijnacker, dat werk. Kunnen we niet gewoon ook daar eens gaan kijken? Ik denk echt dat als je ziet hoeveel ruimte je krijgt voor een huis daar, dat je om bent. Laten we nou onze zoekcirkel gewoon gaan uitbreiden naar ook daar.”
Ik voel dan een tikkie weerstand. Ik raak verknocht aan de steden waar ik woon. Dat had ik met Rotterdam, met Schiedam en heb ik nu met Den Haag. Ik houd van alles in de buurt, van overal snel zijn, van fietsen naar Bikram Yoga en van goede koffie halen in de buurt. Ik houd van de Theresiastraat, van de Denneweg, van de bioscoop waar ik soms om elf uur ‘s ochtends naartoe ga. Van vrienden op loopafstand en van Laan van NOI.
Maar, ja. Ik wil ook graag samen met Vin een huis kopen. Ik houd van hem, en ik wil samen met hem investeren, samen weer een nieuw avontuur aangaan. En los van de plaatsnaam en hoe snel er sushi bezorgd kan worden: waar hij is, daar wil ik zijn.
“Prima,” zeg ik, “maar dan ga jij de bezichtigingen regelen. Ik ga alleen maar mee.”
En hop, dat deed hij. Die man van mij laat er geen gras over groeien als hij een idee heeft, bleek maar weer. Hij plande er vier: twee in Berkel & Rodenrijs, twee in Pijnacker.
Vandaag de eerste, en ik loop uiteraard met mijn eigenwijze kop de verkeerde kant op. Vanaf de overkant zwaait een makelaar met een grote lach naar ons vanuit een deuropening. “Sorry dat we te laat zijn,” zeg ik als we binnenkomen. “Oh maak je geen zorgen, iedereen rijdt hier de eerste keer verkeerd,” zegt hij opgewekt, “kom lekker verder.”
We lopen achter de makelaar aan door het huis. Kleine oven, denk ik gelijk als we in de keuken staan, maar ik zie ook hoeveel ruimte er beneden is. Ook de achtertuin is ruim, al is hij niet gunstig qua zonligging (zegt Vin, ik heb niet opgelet). “Je hebt wel heerlijke namiddagzon voor,” roept de makelaar, “iveel mensen in deze straat zit aan het eind van de dag met een wijntje op hun bankje!” Ik spot het bankje door het ruim en denk: ‘ja, dat kan ik me wel voorstellen.’ Ik lach naar Vin, ben alweer vergeten dat ik net humeurig was. Vin lacht terug, en kijkt verder om zich heen.
De badkamer is groot en heeft een bad. Lijkt me zo heerlijk, weer in bad kunnen. En er is een hoop licht door de grote ramen. Op de zolder zijn twee kamers, een kantoor en een kamer waarvan ik onmiddelijk voor me zie dat dit een logeerkamer wordt.
De makelaar vertelt dat de huidige bewoners pas volgend jaar gaan verhuizen. ‘Het toont veel kleiner van buiten dan het van binnen is,’ zegt hij. ‘Maar je hebt echt een hoop huis zo.”
Na de bezichtiging lopen Vin en ik samen terug naar de auto. Vin zegt niets, hij lijkt te wachten op mijn reactie. Ik houd me express nog even stil.
Pas als we in de auto zitten, kijk ik hem aan en zeg ik:
‘Ik ben zelf ook verbaasd, maar voor dit huis verhuis ik zo naar Berkel.’