Woensdag 17 april, 11:00, Schiedam. Ik stap in de auto na het kraambezoek bij mijn achternichtje. Ze is een jaar jonger dan ik, heeft net een zoontje gekregen.
Ik kreeg vorig weekend bij een familie verjaardag op mijn kop dat ik nog niet op kraamvisite was geweest. “Ja uh,” protesteerde ik tegen mijn tante, “het is geen onwil ofzo, ik dacht gewoon die hebben het al druk genoeg met bezoek, zeker zo aan het begin..”
“Nee,” zei mijn tante vastbesloten, “ze zei vorige week nog dat ze het jammer vond dat Tom [mijn broer] en jij nog niet zijn geweest.” Ze keek me streng aan. “Jullie zijn tenslotte ook niet zomaar iemand, Lianne. Dat jullie komen vindt ze belangrijk.”
Ik rolde met mijn ogen (ik word er recalcitrant van dat ik als volwassene nog tot de orde kan worden geroepen door tantes) maar appte wel meteen mijn nichtje of ik deze week op kraambezoek mag. Het klopt namelijk wel wat ze zegt; mijn broertje en ik zijn echt opgegroeid met deze 3 achternichtjes. Superveel bij elkaar op de vloer, de twee gezinnen samen op vakantie, dat werk.
Nu zien we elkaar weinig, en we zijn allemaal andere kanten opgegaan. We zijn allang niet meer die 4 kleine meisjes en 1 jongetje die samen over het strand renden in felgekleurde regenjackies als we weer eens in Zeeland waren. We zijn volwassen mensen, met banen (wij) en huizen en kinderen (zij).
Nu stap ik in de auto na een uurtje kletsen en kroelen met de baby. Ik moet ontzettend nodig plassen en ik twijfel of ik naar huis ga of naar Pernis. Ik ben namelijk voor het eerst in jaren niet bij mijn familie met Pasen, en wil eigenlijk mijn opa’s en oma’s even zien.
Woensdag 17 april, 11:30 Pernis. Mijn ene oma heeft nog een kwartiertje voor een kopje koffie met mij: ze gaat zo met de buurvrouw ergens lunchen. Ze is nu echt opgeknapt, maar ik hoor de tranen in haar stem als ze zegt: “ik heb mezelf gisteren een dagje vrijgegeven, hoor.”
Ze bedoelt van het bezoeken van mijn opa. Mijn opa zit op de gesloten afdeling van het verzorgingstehuis en is op dit moment erg aan het dementeren.
Hij weet eigenlijk niets meer, en dat zou niet eens zo problematisch zijn ware het niet dat hij er niet ook intens onrustig van kan worden. Hij is er soms heilig van overtuigd dat hij ergens naartoe moet, dat hij iets niet kan vinden, dat er iets mis gaat. Daardoor is een bezoekje soms ook best stressvol.
Ik kijk naar mijn oma. Ik kan me niet eens voorstellen hoe het is om de man met wie je 58 jaar van je leven hebt gedeeld, waarmee je drie dochters hebt grootgebracht, zo te zien. En he flink mijn oma ook probeert elke dag te gaan, het valt haar zwaar.
Na een kopje koffie en een dikke knuffel ga ik naar deze opa. Met lood in mijn schoenen, want ik ben toch altijd een beetje bang voor wat ik zal aantreffen. Mijn hart breekt als hij meteen stralend naar me lacht als ik binnenkom; ik heb geen idee of hij nog weet wie ik ben, maar hij is blij dat ik er ben en herkent wel meteen de foto van mijn ouders op mijn telefoon.
Ik zit even met hem, maar hoe blij hij ook is me te zien, ik zie ook de stress. Hij is koortsachtig op zoek naar wie ik ben, wat ik doe, dingen waar hij het met me over kan hebben. Ik trouwens ook. Echt iets vragen durf ik niet omdat ik dat arme brein niet verder wil belasten, en ik ben bang dat iets vertellen hem in de war brengt.
Ik blijf bij hem tot zij ook gaan lunchen, en dan ga ik naar mijn andere oma voor een boterhammetje.
Zij straalt als ik binnenkom. Ook al hebben we elkaar zondag nog gezien op een verjaardag, toch vind ik het net zo fijn om haar ook vandaag even te zien. We hebben het tijdens de boterham over mijn werk, Vincent, mijn neefjes en nichtjes. Ik vraag haar niet hoe het met haar verdriet gaat, want zo is mijn oma niet. Mijn oma is van een andere generatie, een ander type coping: Ze hoeft het er niet over te hebben.
Ik vraag me ook af of ze het me gaat vragen: ik heb haar meerdere keren betrapt op een indringende blik zodra het ergens over babies gaat. Mijn vrij traditionele grootmoeder kennende durft ze pas weer gerust adem te halen als ze weet dat de volgende generatie in de maak is. Maar ze doet het niet.
We danken samen, en na het afriumen knuffel ik haar gedag, en ga over tot mijn laatste bezoekje van de dag.
Na 5 minuten in de auto en een klein stukje lopen sta ik zwijgend bij het graf van mijn andere opa. Alles verandert, en dit dus ook.
Ik ben niet zo supersentimenteel over plekken, maar toch voelde het vandaag belangrijk om ook ‘bij hem op bezoek’ te gaan.
Ik denk nog bijna elke dag aan hem. Ik ben dan niet per se verdrietig, want alles heeft zijn tijd, maar ik mis hem wel. En ik vind het zo verdrietig dat mijn oma nu alleen is. Ik denk met veel dankbaarheid en liefde aan hem en zijn aanwezigheid terug. Hij heeft ons allemaal grootgebracht, en veel van wat ik doe komt toch op een maner bij hem vandaan.
Na een tijdje zwijgend bij het graf te hebben gestaan loop ik terug naar de auto. Daar check ik mijn telefoon en ik blijk een mailtje te hebben van mijn uitgeverij. Met daarin het Royalty Overzicht van 2018. Ik kan heus voorlopig mijn baan niet opzeggen, maar leuk is het wel.
Ik glimlach. Geld verdiend met een boek schrijven, wat ik op mijn spaarrekening zet. Van klein meisje die altijd met een pen en een schriftje zat naar een volwassen vrouw die geld verdiend heeft met schrijven, wat ze vervolgens verantwoordelijk opzij zet.
Ik rij weg.
Morgen word ik 31. Alles verandert. En opa zou trots op me zijn.